Категории
Самые читаемые
onlinekniga.com » Детективы и Триллеры » Детектив » De Cock en de romance in moord - Albert Baantjer

De Cock en de romance in moord - Albert Baantjer

Читать онлайн De Cock en de romance in moord - Albert Baantjer

Шрифт:

-
+

Интервал:

-
+

Закладка:

Сделать
1 ... 7 8 9 10 11 12 13 14 15 ... 17
Перейти на страницу:

Vledder haalde zijn schouders op en zweeg. Hij boog zich verder over het stuur, drukte het gaspedaal dieper in. De oude wagen raasde door de nacht.

De Cock zocht in de zakken van zijn colbert naar een verfrommeld pakje en stak een sigaret op. Zijn hersenen tastten koortsig naar een weg in een labyrint van mogelijkheden. Liep er een rode draad tussen de Kromboomsloot, de Oude Schans en villa Le Corbusier? Of was het slechts toeval, een droeve speling van het lot, dat Georgette de Mirabeau kort voor haar dood de kennismaking met haar oude liefde vernieuwde? De grijze speurder trok aan zijn sigaret en blies de rook in kringetjes naar de voorruit. De tocht naar Bergen, vond hij, had niet verhelderend gewerkt, integendeel, het mysterie rond de moord op de knappe verpleegster leek hem nog ondoorzichtiger, nog geheimzinniger geworden. Hij rookte zwijgend verder, vastbesloten de raadsels te ontwarren, de moordenaar te vatten. En dat niet alleen omdat het zijn beroep was.

Brigadier Gerrits, de oude wachtcommandant, keek van over zijn brilletje naar De Cock, die met Vledder in zijn kielzog langs de balie trok. ‘Hee… waar zat je?’

De Cock bleef verbaasd staan. ‘Had je mij nodig?’

Brigadier Gerrits kwam uit zijn stoel overeind, zwaaide met beide armen. ‘Iedereen loopt al een paar uur naar je te zoeken. De commissaris zit boven in zijn kamer te mokken. In z’n eentje. Je mag wel naar hem toe gaan. Hij belt om de tien minuten of ik al wat weet.’

De Cock keek de brigges niet begrijpend aan. ‘Wat is er? Paniek?’ De oude wachtcommandant boog zich naar voren. ‘Maarten Jan Boucharde is ontvlucht.’

‘Wat?’

De oude v1achtcommandant knikte. ‘Hij heeft tijdens zijn overbrenging naar het huis van bewaring op de Weteringschans een van de transportmensen neergeslagen en de benen genomen.’ ‘A lle mensen.’

‘En dat is nog niet het ergste.’

‘Wat dan?’

‘Hij heeft het dienstpistool.’

‘Van de begeleider?’ ‘Ja.’

De Cock schudde verbijsterd het hoofd. ‘Wie is die transportman?’

‘Van der Laan, een nog jonge knaap. Je zult hem waarschijnlijk niet kennen.’

‘Hoe is het met hem?’

‘Goed… vrij goed.’

‘Geen letsel?’

‘Nee… het was meer de verrassing. Ik geloof dat hij een buil achter op zijn hoofd heeft. Dat is alles.’

‘En Maarten Jan?’

De brigges haalde zijn schouders op. ‘Er lopen telexberichten. Iedereen is in touw. Maar tot nu geen spoor.’

De Cock zuchtte, wreef over zijn gezicht. ‘Ik ga naar de Ouwe,’ zei hij zwak.

Gerrits grijnsde. ‘Sterkte.’

9

Commissaris Buitendam zat als een vertoornde vader achter zijn immens bureau. Hij gebaarde voor zich uit, wild, geagiteerd. ‘De jonge Boucharde is ontvlucht.’

De Cock knikte traag. ‘Ik heb het gehoord,’ sprak hij timide. De commissaris klapte op zijn bureau. ‘Hij moet onmiddellijk gevonden worden.’

De grijze speurder boog het hoofd. ‘Dat begrijp ik.’ De commissaris kuchte. De onderdanige houding van De Cock maakte hem wat onzeker. ‘De verdachte Boucharde,’ sprak hij geaffecteerd, ‘heeft een begeleider overweldigd en hem zijn dienstpistool afgenomen. Dat is hoogst ernstig. Een dergelijk wapen in handen van een moordenaar…’

Het gezicht van De Cock betrok. ‘Maarten Jan is geen moordenaar,’ onderbrak hij fel, ‘dat staat nog helemaal niet vast.’ De commissaris kwam overeind. Op zijn bleke wangen lagen blosjes. ‘Zijn gewelddadige ontvluchting is een duidelijk bewijs van schuld,’ riep hij geëmotioneerd. ‘Als Boucharde alleen dat zaakje van de IJsselsteinse Bank op zijn geweten had, dan was zijn vlucht overbodig, dan had hij rustig zijn berechting kunnen afwachten.’ De Cock maakte ’n nonchalant gebaar. ‘Misschien had hij daar weinig vertrouwen in,’ sprak hij gelaten.

Commissaris Buitendam klemde zijn dunne lippen opeen. Zijn vaal gezicht werd steeds roder. ‘Jij zorgt dat Boucharde binnenkomt.’ Hij pauzeerde, klapte opnieuw op zijn bureau. ‘En voor morgenmiddag wil ik een uitgebreid proces-verbaal, waarin de samenhang tussen hem en de moord op Georgette de Mirabeau duidelijk wordt gesteld.’

De Cock keek hem aan; een zoete grijns om de lippen. ‘Nog iets van uw orders?’ Het klonk spottend, bijna beledigend. De commissaris gebaarde naar de deur. Zijn uitgestoken wijsvinger trilde. ‘Eruit!’

Vledder keek zijn oude leermeester bezorgd aan. ‘Wat zei hij?’ De Cock zuchtte. ‘We moeten Maarten Jan opsporen. De commissaris ziet in zijn vlucht een bewijs van schuld.’

‘En jij?’

‘Wat bedoel je?’

‘Hoe zie je zijn vlucht?’

De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik begrijp het niet,’ zei hij traag. ‘Maarten Jan had niet vast behoeven te zitten. Toen jij hem op het dak van de IJsselsteinse Bank arresteerde, had hij kunnen ontkomen. Hij liet zich gewoon pakken.’

Vledder grinnikte. ‘Toen wist hij nog niet dat wij aan de Oude Schans zijn vingerafdrukken zouden vinden.’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Ik geloof,’ zei hij peinzend, ‘dat hij dat wel wist. Hij kon het in ieder geval verwachten. Zijn vingerafdrukken waren daar zo vaak en op zoveel plaatsen, dat het vrijwel onbegonnen werk was ze alle weg te vegen. Kreuger vond zelfs afdrukken in het zijkamertje en op de pannen in de keuken. We kunnen gevoeglijk aannemen dat Maarten Jan de laatste weken voor Georgettes dood een geregelde bezoeker was, een vertrouwde gast, die zelfs hielp bij de afwas. Daarom, het vinden van zijn vingerafdrukken in de woning is voor Maarten Jan Boucharde geen bewijs van schuld. Juist het ontbreken daarvan zou alleszins verdacht zijn geweest.’ Vledder glunderde. ‘Bravo,’ riep hij bewonderend. ‘Een prachtig staaltje van speurzin… van deductie. Maar waarom zijn vlucht?’

De Cock wreef langs zijn brede kin. ‘Omdat… omdat achter de moord op Georgette de Mirabeau veel meer steekt dan wij vermoeden.’

Vledder maakte een wanhopig gebaar. ‘Maar waarom? Het is alles zo onzinnig. Ik begrijp er nog geen draad van. Wat-wasGeorgette-de-Mirabeau-méér-dan-een-bekwame-verpleegster?’

‘Een vrouw.’

Vledder keek zijn oude leermeester onthutst aan. ‘Een vrouw?’ riep hij verwonderd. ‘Is dat een antwoord?’

De Cock knikte traag. ‘Het beste antwoord dat ik je kan geven.’ Op dat moment rinkelde de telefoon. Vledder nam de hoorn op en luisterde.

Op zijn jong gezicht kwam een trek van verbazing. De Cock keek hem aan. ‘Wat is er?’

Vledder legde de hoorn neer. ‘Beneden aan de balie staat mevrouw Van Breugelen. Ze wil je spreken.’

Ze deed de deur van de grote recherchekamer langzaam open en stapte op hem toe. Rechercheur De Cock bezag haar nauwlettend, bewonderde haar houding, de stand van het hoofd, de soepele veerkracht van haar tred. Ze was mooi, vond hij, fascinerend. Haar lange, slanke figuur had distinctie, de fluisterende charme van een rijpere vrouw. Hij liep op haar toe, toonde de beste glimlach die hij had. Aarzelend, haast verlegen, strekte hij zijn hand naar haar uit.

‘Mevrouw Van Breugelen?’

‘Ja.’

‘De Cock.’

Ze lachte, zwaaide het haar uit haar gezicht. Het glansde als roodkoper. Lichtjes dansten in haar ogen. ‘Befaamd speurder.’ Het klonk met een wat deftige ‘a’.

De Cock boog het hoofd. ‘U vleit mij,’ reageerde hij schuchter. ‘Maar mijn ijdelheid verbiedt mij u tegen te spreken.’ Hij wuifde naar de stoel naast zijn bureau. ‘Ik neem niet aan dat u uit Bergen ontsnapte alleen om lieve dingen tegen mij te zeggen.’ Ze keek naar hem op; een speelse denkrimpel in haar hoofd. ‘Ontsnapte?’

De Cock knikte onbewogen. ‘Wij spraken over u als “de gevangene van Le Corbusier”,’ loog hij. ‘Op de terugweg hebben wij nog overwogen op welke wijze wij u konden redden.’ Ze tastte zijn gelaatstrekken af, onderzoekend, in de verwachting dat hij schertste. Maar op het brede gezicht van De Cock was geen luim te ontdekken.

‘U meent het?’

De oude speurder keek haar strak aan. ‘Wij hadden de indruk,’ sprak hij ernstig, ‘dat uw man behalve uw meningsuiting ook uw persoonlijke vrijheid beperkte.’ Hij pauzeerde even, stak zijn kin omhoog.

‘Mag ik u een openbaring doen?’

‘Ja.’

‘Het verbaast mij u hier te zien.’

Ze verschoof iets op haar stoel; sloeg de benen over elkaar. ‘Uw conclusies zijn verkeerd,’ zei ze zacht. ‘Ik had vanmiddag een lichte migraine en was naar bed gegaan. Toen mijn man mij vanavond in de deuropening zag, was hij bezorgd. Hij wilde mij de emotie van uw bezoek aan ons besparen.’

De Cock glimlachte. ‘Hoe attent.’

‘Zo is mijn man.’

De Cock glimlachte. ‘En nu stuurt hij u midden in de nacht naar mij om een slechte indruk weg te nemen?’

Er kwam een blos op haar gezicht. ‘Ik ben niet gestuurd,’ reageerde ze fel.

De Cock grijnsde. ‘Dus toch ontsnapt.’

Mevrouw Van Breugelen schudde vertwijfeld het hoofd. ‘Het is met u moeilijk discussiëren.’

De Cock ging tegenover haar aan zijn bureau zitten. ‘Ik wil klaarheid, mevrouw Van Breugelen. Aan een conventioneel, sociaal babbeltje heb ik niets. Ik ben bezig met een onderzoek. Er is hier in Amsterdam een verpleegster vermoord… een oude kennis van uw man.’

‘Georgette de Mirabeau.’

‘U kent haar?’

Er gleed een trieste glimlach over haar gezicht. ‘Ik heb haar persoonlijk nooit ontmoet. Maar ik heb het gevoel dat zij mij al meer dan twintig jaar vervolgt… dag en nacht.’

De Cock keek haar fronsend aan.

‘Vervolgt?’

Ze knikte traag. ‘Ik wist dat Freddy, mijn man, kort voor zijn huwelijk met mij een affaire had met een medisch studente… Georgette de Mirabeau. Vrienden vertelden mij dat hij stapel verliefd op haar was. Ik heb er in het begin om geglimlacht. Ik zag het niet zo ernstig. Vrijwel iedere man heeft voor zijn huwelijk wel enige ervaring opgedaan. De gedachte aan “die andere” zou op den duur wel een keer vervagen, dacht ik.’

‘Het vervaagde niet?’

Ze schudde droef het hoofd. ‘Georgette de Mirabeau bleef, duidelijk, concreet, bijna tastbaar. Ze zweefde door Le Corbusier… was bij hem, overal. Bij het ontbijt, als hij zijn krant las, aan de vleugel, als hij ’s avonds speelde en in bed ’s nachts, als hij met mij sliep.’

‘Verschrikkelijk.’

Ze knikte. ‘Toen Ferry, onze zoon, werd geboren, had ik het gevoel dat niet ik een kind had gebaard, maar zij.’

Vledder stapte geërgerd naderbij. Op zijn jong gezicht lag een trek van onbehagen. ‘Dat… eh, dat is toch alles maar verbeelding,’ riep hij kriegel. ‘Waandenkbeelden, hallucinaties. U had naar een psychiater moeten gaan.’

Ze draaide zich met een ruk naar hem toe. ‘U denkt dat ik gek ben.’

De Cock kwam sussend tussen beide. ‘Mijn collega bedoelt te zeggen dat dat alles voor u bijzonder pijnlijk moet zijn geweest.’

Ze zuchtte diep. ‘Ik heb tegen die… eh, die waandenkbeelden gevochten… getracht te leven in een realiteit… een realiteit zonder Georgette.’ Ze zuchtte opnieuw, bracht haar beide handen voor haar gezicht. ‘Het lukte niet. Steeds was ze er weer.’ De Cock knikte begrijpend. ‘U wist dat Georgette de Mirabeau na ruim twintig jaar weer contact met uw man had opgenomen?’

‘Ja.’

‘Hoe… hoe wist u dat?’

‘Mijn man vertelde het mij. Ze had hem opgebeld voor een afspraak.’

‘Hoe reageerde u?’

Ze glimlachte; wreef het haar uit haar gezicht. ‘Ik was zo gewend met haar te leven,’ begon ze aarzelend, ‘dat het mij niet eens verbaasde. Ik voelde mij zelfs opgelucht. Feitelijk had ik op dat moment al jaren gewacht. Ik wist dat zij zich eens op een verschrikkelijke wijze zou manifesteren.’

‘Waarom?’

‘Dat weet ik niet. Ik heb daarvoor geen verklaring. Noem het vrouwelijke intuïtie.’

‘Wat vertelde uw man over de afspraak?’

Mevrouw Van Breugelen tastte naar haar voorhoofd. ‘Ze had hem meegenomen naar een klein café in de binnenstad. Daar hadden ze wat gedronken, ervaringen uitgewisseld, oude herinneringen opgehaald.’

‘Meer niet?’

Ze keek hem niet begrijpend aan. ‘U bedoelt?’

‘Daar bleef het bij?’

Ze ademde zwaar; wendde haar hoofd iets af. ‘Ze nam hem mee naar haar woning.’

De Cock keek haar aan, strak, doordringend. ‘Daar sloeg hij haar de hersens in.’

‘Nee…’ Haar schrille kreet snerpte door de recherchekamer, echode tegen de kale muren. ‘Nee… Ferdinand niet. Ze leefde toen hij wegging.’

De Cock stond op en boog zich over haar heen. ‘Maar hij ging terug.’

Ze knikte onduidelijk. Haar ogen weerspiegelden angst. ‘Twee dagen later.’

‘Waarom?’

Ze greep naar haar hoofd en klauwde in het rode haar. ‘Hij had zijn stok vergeten.’

‘Wat denk je ervan?’

Vledder haalde zijn schouders op. ‘Ik ben niet zo gesteld op vrouwen die met hun intuïtie schermen.’

De Cock glimlachte. ‘Dat liet je wel blijken ook.’

Vledder gebaarde wat wrevelig voor zich uit. ‘Zoveel onzin. Dat kan ik niet verdragen. We hebben concrete feiten nodig en geen hersenspinsels van een overspannen vrouw.’

‘Twintig jaar.’

Vledder keek hem niet begrijpend aan. ‘Twintig jaar?’ De Cock knikte. ‘Was ze twintig jaar overspannen?’ De jonge rechercheur grinnikte. ‘Je wilt zeggen dat je haar gelooft?’

De oude speurder antwoordde niet direct. Hij staarde voor zich uit, wreef peinzend over het grijze haar. ‘De geest van Georgette de Mirabeau,’ sprak hij na een poosje, ‘heeft als een schaduw boven Le Corbusier gehangen.’

Vledder stak beide armen omhoog; een gebaar van vertwijfeling en wanhoop. ‘Waarom?’ riep hij uit. ‘Hoe? Welke greep had ze op die mensen?’

De Cock zuchtte. ‘Als we dat wisten… kenden we haar moordenaar.’

Hij stond op, zette zijn oude hoedje achter op het hoofd, klemde zijn jas onder de arm en waggelde naar de deur.

Vledder liep hem na. ‘Waar ga je heen?’

De oude speurder draaide zich half om. ‘Maarten Jan vangen. De commissaris, herinner je je, wil dat we hem binnenbrengen.’

Ze stapten het bureau uit en slenterden over de Warmoesstraat, via het Oudekerksplein naar de Molensteeg. De klok van de Oudekerktoren sloeg drie. Op de Wallen waren nog pandjes in bedrijf. Business-vrouwtjes, huiverend in hun mini’s, probeerden late behoeftigen te strikken. Ze knikten minzaam naar De Cock en grijnsden uitdagend naar de jonge Vledder. De Zeedijk was vrijwel uitgestorven. Op de Nieuwmarkt, onder het beeld van de Spaanse Brabander, stond een enkele taxi. Ze staken de Geldersekade over en stapten naar de Kromboomsloot. Vledder keek zijn oude leermeester van terzijde aan. ‘Hij weet dat wij dat adres kennen. Het zou stom zijn als hij er was.’

De Cock trok wat nonchalant zijn schouders op. ‘Hij moet toch ergens zijn. Ineke Peeters is vrijwel de enige die hij onbeperkt kan vertrouwen. Hij zal zeker proberen contact met haar te zoeken.’ ‘Wil je gewoon aan de voordeur kloppen?’

1 ... 7 8 9 10 11 12 13 14 15 ... 17
Перейти на страницу:
На этой странице вы можете бесплатно читать книгу De Cock en de romance in moord - Albert Baantjer.
Комментарии